Oefenen met het tweepuntsperspectief: eenvoudig huis

In het tweepuntsperspectief liggen de twee verdwijnpunten (of in ieder geval één ervan) meestal buiten beeld. Meer uitleg daarover volgt binnenkort in een video op Tekenclub.nl.

Hieronder zie je twee tekeningen. Bij de linker tekening liggen de twee verdwijnpunten binnen de tekening en ook nog eens erg dicht bij elkaar. Daardoor zien de objecten er sterk vertekend uit. Bij de andere tekening zijn de verdwijnpunten buiten het papier geplaatst, waardoor een veel natuurlijker beeld ontstaat.

Links: verdwijnpunten liggen binnen de tekening, daardoor ontstaat vervorming. Rechts: de verdwijnpunten liggen buiten de tekening, dat ziet er natuurlijker uit.

Toch is het voor beginners prettig om eerst te oefenen met de punten in beeld (en dus binnen de tekening). Je hebt hierdoor meer kans op vervoming in je tekening, maar dat maakt verder niet uit. Ondanks de vervorming kun je op deze manier goed leren welke kant de sets lijnen op moeten en dat is voor beginners heel belangrijk.

Met de volgende oefening leer je werken met het tweepuntsperspectief. Als je de oefening onder de knie hebt, kun je gaan variëren met de verdwijnpunten, de ooghoogtelijn en de afmetingen van de objecten.

Om een goed gevoel voor richtingen te krijgen is het handig om met verschillende kleuren te werken. Teken ook de lijnen die je eigenlijk niet ziet; dat is belangrijk om een goed gevoel voor drie dimensies te ontwikkelen.

Oefening

Begin met een ooghoogtelijn (= horizonlijn). Je mag zelf bepalen hoe hoog of hoe laag. Zet dan twee verdwijnpunten neer; zet ze zo ver mogelijk uit elkaar.

Teken een balk in tweepuntsperspectief zoals je dat geleerd hebt (figuur 1).

De lijnen naar links gaan naar verdwijnpunt 1 (VP1), de lijnen naar rechts gaan naar verdwijnpunt 2 (VP2). De verticale lijnen mogen perfect verticaal getekend worden: deze set lijnen lopen in dit geval niet naar een verdwijnpunt.

Als je de balk klaar hebt, zet je twee diagonale lijnen in het voorste vlak. Daarmee kunnen we het midden van dat vlak bepalen.

Figuur 1

De diagonale lijnen kruisen elkaar precies in het midden van het voorvlak. Nu trekken we door dat exacte middelpunt een verticale lijn (figuur 2). De verticale lijnen in dit object zijn allemaal perfect verticaal. Ze lopen niet schuin, omdat ze niet bij ons weglopen de diepte in.

Figuur 2

Er zijn vaak meerdere oplossingen voor hetzelfde vraagstuk. We hadden ook diagonalen kunnen trekken in het bovenste en onderste vlak om daar het midden te vinden en van daaruit verder te werken.

Nu gaan we het bovenste en onderste vlak ook precies in helften delen. Dat is nu heel makkelijk, want de blauwe verticale lijn raakt het bovenste en onderste vlak.

Vanuit die punten kunnen we nu gewoon een lijn naar VP2 trekken (figuur 3)! Zo worden de vlakken mooi in helften verdeeld.

We weten ook waar die rode lijnen moeten stoppen, want ze snijden de lijnen van de achterwand.

Figuur 3

We kunnen nu ook een verticale lijn in de achterwand zetten (figuur 4). Daarna trekken we de verticale lijn aan de voorkant nog wat verder omhoog. Dit word het hoogste punt van het dak (de nok).

Figuur 4

Om de noklijn te maken, moeten we vanuit het hoogste punt een lijn trekken richting VP2. Alleen weet ik nog niet waar ik hem moet laten stoppen (figuur 5).

Figuur 5

Als ik de blauwe verticale lijn op de achterwand verder omhoogtrek, komt er een moment dat hij de rode lijn raakt (figuur 6). Dat is dus de plek waar beide lijnen gestopt mogen worden.

Figuur 6

Nu hebben we weer heel wat meer informatie. We kunnen nu simpelweg de bovenste hoeken van het voor- en achtervlak verbinden met de nok (figuur 7).

Figuur 7

Daarna kun je de lijnen die je daadwerkelijk ziet donkerder maken (figuur 8).

Figuur 8

Hieronder zie je nog eens een compleet overzicht van alle lijnrichtingen met kleuren (figuur 9).

Let op: ik heb hier ook de schuine lijnen van het dak de juiste verdwijnpunten gegeven, maar daar hoef je je nog niet druk over te maken. Ik kom hier nog een keer op terug in een les over hellende vlakken. Die schuine lijnen zijn bij ons vanzelf al goed komen te staan, omdat we de tekening verder goed hadden opgebouwd.

Figuur 9

Verder kun je natuurlijk je tekening nog verder proberen ‘aan te kleden’. Maak je niet druk om verhoudingen en de vertekening die ontstaat doordat de punten te dicht bij elkaar staan. Het gaat erom bekend te raken met de richtingen.

Wissel ook af met de ooghoogtelijn; daar bereik je ook weer hele andere effecten mee! Hieronder een voorbeeld van hetzelfde huis, maar dan gezien vanuit een veel lager standpunt (de ooghoogtelijn staat dan laag op je papier).

Ook kun je het huis eens andersom proberen te tekenen.

Als je al wat vertrouwd bent geraakt met het werken met twee verdwijnpunten kun je ook proberen de verdwijnpunten buiten je papier te laten vallen. Je kunt dat doen door de horizonlijn door te trekken buiten je papier, bijvoorbeeld op een groter papier onder je tekenpapier. Je kunt dan veel meer afwisselen in de afstand tussen de punten. Hieronder zie je slechts een van de vele mogelijkheden. Ook kun je natuurlijk weer variëren met de ooghoogtelijn.

Veel plezier met oefenen, het is leuk om te doen en het is erg leerzaam!

Heb je zin in een grotere uitdaging, kijk dan eens naar de oefening van de puntenslijper in tweepuntsperspectief!